De lever, die ongeveer drie pond weegt bij een mens, is een vitaal orgaan dat nodig is om te overleven. Het bevindt zich bij mensen aan de rechterkant van de bovenbuik en bestaat uit vier lobben van ongelijke grootte. De vele functies van de lever worden uitgevoerd door de hepatocyten. In het "Biochemie" -boek geschreven door Stryer wordt de lever beschreven als een altruïstisch orgaan omdat het eiwitten, glucose en vetten synthetiseert, die in het bloed worden vrijgegeven en door andere organen in het lichaam worden gebruikt voor energie (zie referentie 1). Gerapporteerd in het "Journal of Hepatology" kan de lever de groei ervan reguleren en na vernietiging door chirurgische verwijdering of toxisch letsel zullen hepatocyten prolifereren en de lever regenereren (zie referentie 2).
Eiwitmetabolisme
De lever synthetiseert niet-essentiële aminozuren van andere aminozuren, glucose en vetzuren. De enzymen alanine en aspartaattransaminasen zetten aminozuren die in overvloed aanwezig zijn om in anderen die het lichaam nodig heeft. Een hoge concentratie van deze enzymen in het bloed duidt op leverschade. De lever maakt de meeste plasma-eiwitten, waaronder albumine en produceert stollingsfactoren. De lever breekt eiwitten af en verwijdert het giftige ammoniumion door het om te zetten in ureum (zie referenties 3 en 4).
Glucose metabolisme
Gerapporteerd in het mei 2004 nummer van het "International Journal of Biochemistry and Cell Biology" speelt de lever een prominente rol bij het reguleren van bloedglucosewaarden (zie referentie 5). Na een maaltijd worden koolhydraten afgebroken tot glucose in de dunne darm en wordt glucose opgenomen in de bloedbaan. Na absorptie wordt glucose direct getransporteerd naar de lever. De lever verwijdert overtollige glucose uit het bloed en slaat de glucose op als glycogeen, een polymeer van glucose-eenheden. Tussen de maaltijden door breken hepatocyten het glycogeen af en geven glucose terug in de bloedbaan voor gebruik door andere cellen van het lichaam. Als het lichaam meer glucose nodig heeft dan wat als glycogeen wordt opgeslagen, maakt de lever glucose uit andere moleculen zoals vetzuren en aminozuren.
Vet metabolisme
Na de spijsvertering worden vetten ook naar de lever getransporteerd. Deze vetten worden verpakt in eiwitcomplexen in de lever en vervolgens getransporteerd naar andere cellen in het lichaam, waaronder de vetopslagcellen, ook bekend als adipocyten. De lever synthetiseert ook triglyceriden uit overtollige koolhydraten en eiwitten. Omdat vetten in de vorm van triglyceriden niet in water oplosbaar zijn, moeten ze door eiwitten naar andere cellen worden getransporteerd. De lipoproteïne transportmoleculen worden in de lever gemaakt. Deze lipoproteïnen zijn de VLDL's die worden gemeten in een lipidenprofiel. De lever synthetiseert bovendien cholesterol uit vetzuren (zie referenties 3 en 4).
Galproductie
Hepatocyten maken gal, een geelachtig bruine vloeistof die helpt bij de vetvertering. De galblaas, die zich net onder de lever bevindt, slaat gal op totdat deze wordt vrijgegeven in de dunne darm. Galzouten, het hoofdbestanddeel van gal, worden gemaakt van cholesterol in de lever. De galzouten emulgeren vetten en breken het vet op in kleinere eenheden. Dit vergroot het oppervlak van het vet, zodat enzymen genaamd lipasen het vet verder kunnen verteren.
Afvalstofwisseling
Naast het verwijderen van ammoniak uit het lichaam, verwerkt de lever ook bilirubine, een onoplosbaar afbraakproduct van hemoglobine. Hemoglobine, het belangrijkste eiwit in rode bloedcellen, wordt gemetaboliseerd tot bilirubine in de lever en vervolgens uitgescheiden in gal en uit het lichaam verwijderd via ontlasting of urine (zie referenties 3 en 4). Het totale niveau van bilirubine in het bloed is marker voor leverfunctie.
ontgiften
De lever is het primaire orgaan dat betrokken is bij de ontgifting van medicijnen en vergiften. Hepatocyten hebben meerdere enzymsystemen die vreemde moleculen, xenobiotica genaamd, afbreken in in water oplosbare verbindingen die kunnen worden uitgescheiden. In de meeste gevallen metaboliseert de lever de vreemde moleculen tot minder toxische verbindingen. Echter, zoals opgemerkt door de auteurs van een artikel over de lever, gepubliceerd in het aprilnummer van "Kindergeneeskunde", worden de xenobiotica soms gemetaboliseerd tot toxische tussenproducten en wordt de lever een doelwit voor deze toxiciteit (zie bron 1).
Vitamine en minerale opslag
De lever slaat de in vet oplosbare vitamines, A, B12, D, E en K en de mineralen, ijzer en koper op. De lever bewaart de vitamines en mineralen na de spijsvertering totdat ze door andere cellen nodig zijn om een specifieke biologische functie uit te voeren (zie referenties 3 en 4).