Terwijl je een circuit meet of hardloopevenement bekijkt, zie je twee verschillende lichaamstypes tussen de sprinters en marathonlopers. Een sprinterlichaam is gebouwd voor snelheid en kracht terwijl de marathoner is gebouwd voor lang, langzaam uithoudingsvermogen. Maar er zijn meer verschillen tussen sprinters en marathonlopers dan hun fysieke uiterlijk.
Spiervezels
Elke skeletspier bevat twee basistypen vezels - langzame of snelle spiertrekkingen. Langzame spiervezels, of Type I-vezels, zijn langzame oxidatieve vezels die langzame spiercontracties produceren en zeer goed bestand zijn tegen vermoeidheid. Fast-twitch-spiervezels of Type II-vezels produceren snelle weeën die snel vermoeid raken. Dientengevolge bevatten marathonlopers meestal een aanzienlijke hoeveelheid trage spiertrekkingen, terwijl sprinters voornamelijk spiertrekkrachten hebben.
Metabole paden
Het menselijk lichaam gebruikt drie specifieke metabole routes om energie te leveren tijdens verschillende hardloopactiviteiten. Het fosfagene systeem wordt gebruikt tijdens krachtige activiteiten die minder dan 10 seconden duren, terwijl het glycolytische systeem wordt gebruikt voor matige intensiteit die tot enkele minuten aanhoudt. Het oxidatieve systeem wordt gebruikt voor oefeningen met een lage intensiteit die enkele minuten duren. Met de verlengde duur van een marathon, gebruiken marathonlopers het oxidatieve systeem ongeveer 95 procent van de tijd en het glycolytische systeem ongeveer 5 procent. Korte afstandssprints maken voornamelijk gebruik van het fosfagenensysteem, waarbij het glycolytische systeem wordt gebruikt in middellange afstandssprints zoals de 400 meter.
Hartslag
Hartslag is een van de beste voorspellers van trainingsintensiteit tussen sprinten en een marathon lopen. Tijdens een sprint met hoge intensiteit kan je hartslag 80 tot 90 procent van je maximum bereiken. Deze hartslag kan slechts gedurende een korte periode worden volgehouden. Voor een marathonloper is de hartslag meestal tussen de 60 en 70 procent van het maximum, waarbij sommige elite of ervaren marathonlopers het intensiteitsniveau verhogen om een hartslagmaximum van maximaal 70 tot 80 procent te bereiken en te behouden.
Training programmas
De trainingsprogramma's voor sprinters en marathons variëren afhankelijk van de specifieke eisen van elk hardloopevenement. Sprinters richten zich op het ontwikkelen van fast-twitch spiervezels en fosfagene systeem door snelheid, kracht en kracht te verbeteren. Je kunt snel spiervezels ontwikkelen met behulp van plyometrische oefeningen en krachttraining. Marathonlopers richten zich echter op het ontwikkelen van cardiorespiratoire fitheid, spieruithoudingsvermogen en uithoudingsvermogen.