Een typische balletles is ontworpen om studenten te helpen hun houdingsafstemming te perfectioneren, spier- en gewrichtsflexibiliteit te vergroten en essentiële spierkracht op te bouwen. De techniek van het ballet is fysiek zeer veeleisend en dansers leren bepaalde spieren te identificeren en te gebruiken tijdens een logische reeks oefeningen in de balletbarre en in het midden van de ruimte. Als gevolg van frequente en consistente training in deze oefeningen, ontwikkelen balletdansers doorgaans aanzienlijke kracht in verschillende belangrijke spiergroepen.
Quadriceps en Hamstrings
Balletdansers waarderen de esthetische kwaliteit van een rechte beenlijn, dus ze werken hard om consistent lange en hoge beenverlengingen te bereiken. Als gevolg hiervan ontwikkelen dansers doorgaans sterke quadriceps, de spieren die helpen bij volledige knieverlenging en heupflexie. Tegelijkertijd begrijpen dansers het functionele voordeel van diepe kniebochten. De plie - of kniekromming - is een fundamentele beweging in ballet, en elke keer dat een danseres haar knieën buigt in plie, trekken haar hamstrings samen. Bijgevolg worden de hamstrings van een danser steeds sterker en krachtiger naarmate ze vordert in haar training.
Heup- en bilspieren
De opkomst van de benen bij de heupkom is een belangrijk element van de klassieke ballettechniek. Dansers gebruiken hun externe heuprotator en gluteale spieren om hun benen naar buiten te draaien en die rotatie te ondersteunen tijdens beenverlengingen, sprongen en bochten. Balletstagiairs leren deze spieren regelmatig aan te trekken om hun opkomst te behouden, of ze nu in de basispositie aan de barre staan, een moeilijke houding aannemen, in een sprong van de vloer af gaan of over de vloer reizen. Met constante inspanning ontwikkelen dansers die werken aan het verhogen van hun opkomst sterke externe rotator en gluteale spieren.
Kalveren en voeten
Balletdansers versterken de spieren van hun onderbenen en voeten elke keer dat ze op hun tenen wijzen of opstaan. Oefeningen aan de barre die plantaire flexie benadrukken vereisen dat een danser haar kuitspieren aanspant en langzaam en opzettelijk door haar voeten werkt, waarbij de vloer als weerstand wordt gebruikt. Wanneer ze springt, gebruikt ze dezelfde techniek om hard tegen de vloer te duwen om zichzelf omhoog te stuwen, en wanneer ze landt, zorgt ze ervoor om door haar voeten te articuleren om haar landing te verzachten. Het resultaat van dergelijk voetenwerk is dat ze aanzienlijke spierkracht opbouwt in haar kuiten en voeten.
Rug en kern
Balletdansers vertrouwen sterk op hun buik-, rug- en bekkenspieren om essentiële stabiliteit te bieden. Ze trainen zichzelf om die spieren bezig te houden tijdens elke pose, draai, sprong en sprong. Het aanspannen van haar kernspieren helpt een danser de juiste uitlijning en balans te behouden, zorgt ervoor dat haar bewegingskwaliteit schoon en krachtig is, maakt haar ledematen vrij en biedt enige bescherming tegen dansgerelateerd letsel. Balletdansers activeren hun kernspieren voortdurend - zowel in de balletbarre als in het midden - zodat deze spieren strak en sterk worden.